Hij. Is. Weg.
Het volgende ogenblik ging er een sirene af in het hoofd van Cynthia. Het bekende, scherpe, metalen geluid maakte haar ziek in de maag en haar hart klopte in de keel. Ze keek driftig rond en draaide om haar as, maar inderdaad, Mark was er niet meer. Weg.
Daar stond ze dan, alleen op het voetpad, voor het Estació de França van Barcelona. De stad waar de augustuszon hard scheen op de Art Nouveau constructies van Gaudi. Samen hadden ze de dag voordien de architect zijn park en onvoltooide kathedraal bezocht. Maar nu had Mark Beetch de David Copperfield in zichzelf naar boven gehaald en was verdwenen. Nu kan je me nog zien, nu niet meer. Alsof zij, de stad, en de wereld opeens te radioactief voor hem waren geworden. Wie zou het weten? Cynthia kon hem die vraag niet meer stellen, omdat er niemand was om iets aan te vragen.
Adem in. Rustig. Begin niet te gillen. Begin niet te huilen. Adem uit. Goed zo. Alles gaat in orde komen. Juist stond hij er nog, en nu is hij weg, maar alles gaat in orde komen. Adem in. Adem uit. In. En uit. Je doet het geweldig. In. En uit. In. Uit. In. Uit.
Cynthia liep terug het station binnen en bleef in de hal staan draaien. Er zat een familie op een bank wat te eten. En een vrouw met een bos bloemen stond iets aan het loket met grote gebaren uit te leggen. Er ontsnapte haar een diepe zucht en haar knieën begonnen te knikken.
Ze hadden door het Parc de la Ciutadella gewandeld, en de volgende dag zouden ze het vliegtuig terug nemen naar Brussel. Cynthia was even het station in gegaan, om te zien hoe laat ze een trein zouden hebben naar de luchthaven. Toen ze terug buiten kwam, was er van Mark geen spoor te bekennen geweest.
Enkele minuten lang dacht ze dat hij ergens een flesje water was gaan kopen. Vijf minuten later zag ze hem nog steeds niet één van de winkels aan de Avinguda del Marquès de l’Argentera verlaten. Cynthia stak de straat over, en ging alle zaken langs, terwijl ze bij enkele zelfs helemaal tot achteren liep. Terug op het voetpad hield ze de omgeving voor een kwartier scherp in het oog. De auto’s, taxi’s en mensen schoven haar in de hitte voorbij.
Ze kon Mark ook niet telefoneren op zijn gsm, want die was hij thuis vergeten. Haar bloes begon tegen haar rug te plakken, maar dat kwam voornamelijk door de radeloosheid die zich van haar meester maakte. Waar zou hij toch kunnen zijn? Vroeger haatte ze die wie-niet-weg-is-is-gezien-spelletjes, maar nu wenste ze heel erg dat Mark als een clown vanachter een telefoonpaal zou springen. Vervolgens liep ze op hun stappen terug naar het park, want misschien zat hij wel in de schaduw, of was hij op zoek gegaan naar koelte bij de waterval. Dat ze daar niet eerder aan had gedacht! Maar nergens een Mark te bemerken. Geen man met een jeansbroek en een wit T-shirt met blauwe biesjes. Ze deed vertwijfeld, opnieuw een ronde langs de winkels, daarbij mensen aanklampend. Man. Jeansbroek. Wit t-shirt. Nee. No. Niemand kon haar een bevredigend antwoord geven. Perdoni. En het was daar, voor het station, dat Cynthia dacht:
Oh. Mijn. God.
Hij. Is. Weg.
--------------------------------------------------------------------
Cynthia is een verhaal dat ik in 2006 schreef.
Ik heb voor de details van Brussel en Londen, en de Europese Unie onder andere de volgende websites geraadpleegd: www.lonelyplanet.com en www.wikipedia.com
Wat betreft het stuk over de psychoanalytische variante op de relatie tussen Mark en Cynthia, dat heb ik gehaald uit Paul Verhaeghe’s “Liefde in tijden van eenzaamheid”.