Mei Chinn

   Mei Chinn was gehecht aan fitheid, geestelijke rust en discipline en dit alles kwam samen in het ochtendritueel dat zij dagelijks uitvoerde. Ze liep in het park. Nu ja, liep… . Echt snel ging het niet meer op haar leeftijd, maar ze stapte wel stevig door. Vier rondjes. Ruime rondjes. Aan de buitenzijde van het domein. En dat elke dag. Weer of geen weer. Winter, lente, zomer en herfst. Mei Chinn had de seizoenen al verschillende keren zien passeren. De bladeren van de grote paardenkastanjes aan de lange oprijdreef die naar beneden dwarrelden. De eekhoorns die te midden daarvan druk heen en weer joegen. Grijze lucht en donkerte. Sneeuw die viel op het ijs van de vijver aan het kasteel en de ganzen en eenden die zeurderig snaterden en gakten omdat het gat waarin ze zwommen niet groot genoeg was. De bosanemonen en het jonge groen aan de bottende takken van de statige beukendreven. En tenslotte de warme damp die er hing na een hevig onweer, als het dagen achter elkaar te warm en te droog was geweest. 
   Mei Chinn had het allemaal gezien. 
   De wekker liep af om half acht en ze stond op. Op het tapijtje deed ze een paar rek- en strekoefeningen, terwijl haar man, Fu, zich luid knorrend omdraaide. Hij had de avond ervoor nog veel te lang televisie zitten kijken, samen met hun zoon. Stilletjes liep Mei Chinn naar beneden, waar ze in de keuken wat water dronk, en koude rijst rechtstreeks uit de kom at. Vervolgens nam ze haar jas van de kapstok, deed sportschoenen aan, liep via de wachtruimte naar de deur en marcheerde naar het park. 
   Ze baatte samen met Fu een afhaalrestaurant uit, ‘Chuen Kee Meal’. Zes dagen per week waren ze open. Beiden stonden ze in de keuken, terwijl hun oudste dochter de bestellingen opnam aan de toog en telefoon. Het was stevig door werken. Vooral ’s avonds, wanneer de orders voor de wontonsoep, Pekingeend, mini-loempias en nasi Chuen Kee Meal elkaar snel opvolgden. Maar ze deden het en de zaak draaide. Al hadden ze betere tijden gekend. Sinds de crisis kwamen er veel minder klanten en dit bezorgde haar kopzorgen in de vorm van migraine. Dan lag ze zoveel mogelijk op bed, in een verduisterde slaapkamer, met een koud washandje op haar voorhoofd. Het hielp niet veel, en ze moest er gewoon door. 
   Mei Chinn stapte stevig door, stak de steenweg over en stevende op de ingang van het park af. Ze wandelde over de oprijlaan, knikte onderweg een paar keer naar mensen die ze wel meer tegenkwam tijdens haar ochtendwandelingen. De oude vrouw met haar stratier, de zingende moeder met het kind in het fietsstoeltje, de jogger met zijn handgewichtjes. Ze knikte en knikte, maar vertraagde niet. Daarvoor had ze geen tijd. Deze wandeling was het enigste moment om even alleen te zijn, bij zichzelf. Dan dacht ze terug aan haar jeugd in Sai Kung, haar ouders en de reis naar het westen die ze maakten in de jaren zestig. Verder sprongen haar gedachten over naar haar oudste dochter, die nog steeds geen man had. Het was wel goed dat zij al die tijd meewerkte in het restaurant. Haar jongste dochter, die altijd rebelser was geweest, had sinds kort een relatie met een Vlaamse jongen. Mei Chinn en Fu hadden hier in bed fluistergesprekken over. Dat het niet helemaal paste, maar dat ze deze relatie liever hadden indien hun zoon met een Vlaams meisje zou thuis komen. Immers, bij trouwen vertrok de dochter naar de schoonfamilie, en Mei Chinn en Fu zagen liever een Chinese schoondochter komen die ook Kantonees sprak en kon meehelpen in de zaak. 
   Ze snelwandelde nu in de uiterste laan van het park en sloeg de hoek om. Mei Chinn bleef vastgenageld aan de grond staan, knipperde met haar ogen en werd een beetje bleek. Voor haar, op het pad een vijftal meter verder, lag een leeuw. Een leeuw! Ze kon het niet geloven. Het beest lag op zijn zij, tilde zijn kop op, geeuwde uitgebreid, waarbij Mei Chinn een blik kon werpen op zijn tanden, en sloeg met zijn staart een paar keer op de grond. Hij bleef haar aankijken. Mei Chinn voelde zich kleiner en kleiner worden. Wat deed die leeuw hier!! Was het een teken!? Moest ze nu dapper zijn!? Maar toen ze zag dat de leeuw langzaam overeind kwam, draaide Mei Chinn zich in blinde paniek om en rende weg. Reeds na enkele passen, struikelde ze en viel op de grond. Ze deed een verwoede poging om terug recht te staan en dacht dat haar laatste uur was geslagen. Spaar me, oh help, spaar me,” dacht ze. Steunend stond ze recht en keek achterom. De leeuw stond nu ook op zijn vier poten en keek haar peinzend aan. Er gebeurde niets. De seconden gleden traag als honing voorbij terwijl beiden de situatie afwachtten. Toen draaide de leeuw zich naar links, sprong sierlijk de bosjes in en verdween. 
   Mei Chinn kon het bijna niet geloven. Dat ze zo veel geluk had. Ze vluchtte verder zo snel als ze kon, zonder om te kijken. 
   Bij de ingang van het domein zag ze verschillende politiewagens met zwaaiende lichten staan, en agenten die gehaast rondliepen met blauw lint. Achter het lint stonden mensen, alsook de oude vrouw met de stratier en de jogger. Eén van de politiemannen zag haar aankomen, en stapte naar haar toe. 
   “Mevrouw, kom hier. Er is gisterenavond een leeuw van het wintercircus ontsnapt. De hele nacht heeft de politie het beest proberen op te sporen. Het zou zich nu in het park bevinden. We zijn iedereen in de buurt aan het evacueren. Alles in orde? U ziet zo bleek. Het lijkt wel alsof u een leeuw, haha, bent tegen gekomen. Bent u de leeuw tegen gekomen?” 
   Mei Chinn wou meteen vertellen dat, “Ja mijnheer, inderdaad. Ik heb het dier zonet gezien. Daar aan het einde van het pad waar dat de beuken staan,” maar beet op haar lip. Ze herkende de roofdierspecialist die bij een combi stond vrijwel meteen. Het was een grote man met een norse blik, een blaaspijp in de hand en een verdovingsgeweer aan de schouder. Politieagenten drentelden nerveus om hem heen. Ze dacht terug aan de leeuw, die haar had laten weglopen. 
   Zonder aarzeling en zonder angst zei Mei Chinn: “Nee, ik heb niets gezien. Ik deed mijn ochtendritueel.” 
   “Nu mevrouw, ik denk dat u geluk heeft gehad. Gaat u maar snel achter het lint staan. Wij doen onze job hier wel.” 

   Mei Chinn was gehecht aan fitheid, geestelijke rust en discipline en dit alles kwam samen in het ochtendritueel dat zij dagelijks uitvoerde. Ze liep in het park. Vier rondjes. Ruime rondjes. Aan de buitenzijde van het domein. Ze deed dit met een grote glimlach op haar gezicht, want sinds een paar weken waren er meer en meer klanten naar ‘Chuen Kee Meal’ gekomen en haar zoon had een leuk Chinees meisje leren kennen.