Cynthia XXIV

9. 

Het begint op het exacte moment dat we in deze wereld terecht komen. Die eerste seconde wanneer wij ademhalen, en de koude lucht onze roze, vochtige huid raakt. Wij beginnen een lange reis over de snelweg van het verlies. Er zijn geen omwegen. Geen pechstroken. Geen rustplaatsen langs de kant, waar we ons zouden kunnen terugtrekken, hergroeperen of verenigen. En er is zeker geen ommekeer mogelijk. Het overkomt iedereen op deze planeet. Door de eeuwen heen. Het verlies is de enige constante waar wij allemaal, collectief, op kunnen rekenen en toch is het zo ongelooflijk persoonlijk dat wij ons slechts kunnen verwonderen over hoe anderen erover voelen of ermee omgaan. Mijn verliezen zullen nooit zoals jouw verliezen zijn en ik zal ook nooit begrijpen hoe die van jou aanvoelen. Wij kunnen verhalen over hen delen, liedjes zingen, schrijven op weblogs of er een film over maken. Maar wij kunnen onze verliezen nooit volledig uitdrukken. Wij zullen ze alleen maar in handelbare, uitgespitte en gerangschikte stukken splitsen en vervolgens aan anderen geven, hopend dat ze het zullen vatten. 
   Maar dat kan men niet. Men wordt dat ook niet verondersteld. 
   Ik heb al dingen verloren. Veel. Gedurende mijn leven. Soms klein en zonder betekenis. Soms enorm en overweldigend. Maar ik doe voort. Het is mijn taak in deze cyclus. Je hebt, je verliest en je gaat verder. Om hopelijk ooit, in de toekomst, opnieuw te hebben. De cyclus herhalend totdat je zelf diegene wordt die door iemand anders verloren wordt. 
   Ik zag, of hoorde Mark weinig voordat we naar Barcelona vertrokken. Ik miste hem, maar hij ontglipte mij telkens als ik hem wou bereiken. Hij werd een soort van schaduwende metgezel. Ik worstelde hiermee en met het feit dat het leven zelden eenvoudig is. Ik weet het. Het is nooit enkel maar één ding. Het is zelden helemaal positief. Net zoals de gevoelens die ik op dit moment had. Die waren zo divers, verwarrend en paradoxaal als maar kon zijn. Hartstochtelijk en platonisch, creatief en vernietigend, bevrijdend en verstikkend. Het was bevredigend en dominerend, zacht en obsessief, het vervulde en het frustreerde. Het sloot zoveel af als dat het omhelsde. En de gevoelens waren zo wisselvallig: de éne dag aanwezig, de volgende dag verdwenen. Het verdiepte me met ervaring maar was zelfdestructief door narcisme. Het beloofde geluk maar leverde droefheid af. 
   De eerste dag bezochten we park Güell en La Sagrada Família. Terwijl we de trappen opklommen om in één van de torens van het panorama te genieten floot Mark ‘Your song’ van Elton John. Ik huiverde en voelde me verloren, want ik wist intuïtief dat het liedje niet voor mij bestemd was. 
   Maar ik zweeg. Ik zweeg vervolgens tijdens het diner, toen Mark afwezig in zijn eten prikte. En ik zweeg toen we naast elkaar in bed lagen, gingen slapen met een kus, maar zonder te vrijen. 
   Het was allemaal omwille van het beeld dat ik kleurde. De spontaniteit en haast roekeloze affectie die Mark en ik eerder hadden gebruikt om ons uit te drukken werd plotseling omgezet, vrijwel virtueel op één nacht tijd, in een onhandige voorzichtigheid. De vroegere warmte in onze stemmen en gebaren, en de fysieke tederheid van onze omhelzingen, werden nu gekanaliseerd in de smallere en goedaardigere gebieden van de neutraliteit. Het gemak waarmee wij ooit bekentenissen hadden geruild werd vervangen door krampen van frustratie en bezorgdheid. 'Evolutie' is wat ik het kon noemen. Maar evolutie met een terugslag. En wat met het lelijke broertje van evolutie: Uitsterven? Ik probeerde me aan te passen aan het verschuivende landschap van hartpijn, maar vond er geen troost bij.