Debora

Profeet en rechter. 

Door velen

gerespecteerd en bezongen.  





Het derde deel van de trilogie is er!!

Debora. 

100 boekjes lieten Patricia Ghijsens Ezcurdia en ik printen bij Afreux. In het Nederlands of het Engels. Je kan een boekje via mij aankopen. 


Gisteren hielden we als sluitstuk een presentatie van de drie boekjes. 







De tekst voegde ik in augustus 2025 toe aan deze post.


Debora



Debora. 

Profeet en rechter. 

Door velen

gerespecteerd en bezongen. 

Ze had een brede blik, 

keek verder dan wie dan ook.  

Ze liet zich niet inperken. 

Onder haar palm, 

tussen Rama en Bethel.


Deze stevige palm stond al jaren 

op een bijzonder mooi stuk land. 

Hier kweekte ze groenten, fruit en kruiden. 

Hier werkte ze hard.

Hier bestond haar tijd uit harken, zaaien, 

begieten, wieden, snoeien, oogsten, … .

Hier haalde ze kracht, ervaring en trots uit.


Het nieuws kwam tot bij haar

dat koning Jabin weer met een aanval dreigde.  

Hij onderdrukte haar volk al jaren 

en was nu in een strijd verwikkeld met Barak. 

Debora benaderde deze aanvoerder,

nodigde hem uit in haar tuin. 


Barak vertelde over de aanvallen.

Over de krijgers. 

De wagens met ratelende wielen.

De moorden. 

De meegeroofde kinderen. 

De buit die verdeeld werd. 

Elke man een meisje, soms wel twee. 

‘Er moet iets aan gedaan worden!’


‘Natuurlijk’, antwoordde Debora.

‘Daarom vroeg ik je te komen.

Jij moet met je mannen optrekken 

tegen Jabins legeroverste, Sisera. 

Vertrouw mij!

Je gaat hem verslaan!

Dit zal lukken!’


Barak twijfelde.  

Was weiß das Weib?

‘Ik heb te weinig mannen. 

Ze zijn trouwens ongeoefend. 

Slecht bewapend ook. 

Zo kan ik het gevecht toch niet aangaan?’


‘Luister, ik kom wel met je mee. 

We zullen dit samen doen. 

Alleen zal de overwinning niet jou toekomen, 

maar een vrouw.’           

Hij haalde zijn schouders op.                                         Wat zou het ook. 


Debora ging Barak voor.

Ze moedigde andere stammen aan, 

zweepte hen op

en kreeg zo nog meer soldaten achter zich. 


Barak en de zijnen verborgen zich bij de berg Tabor. 

Het leger van Sisera trok intussen 

met meer-de-re strijdwagens

door de bedding van de Kison. 


Plots barstte er een enorm onweer los. 

De aarde beefde. 

De hemel braakte vlagen regen uit. 

Het peil van de Kison steeg snel. 

Donder rolde zonder ophouden over de vallei. 

Bliksems schoten door de lucht. 


‘Nu! Ga nu!’

Barak daalde met zijn mannen de Tabor af. 

Toen Sisera en zijn leger de menigte zagen, 

brak er een enorme chaos uit. 

Deze tegenpartij was hen te groot. 


De wagens? 

Zij raakten vast in de modder, 

gingen aan spaanders. 

De paarden? 

Zij rukten zich in dolle paniek los.

De krijgers van Sisera? 

Zij gingen eraan. 

Ze werden onthoofd, doorspiest, 

afgemaakt, neergehaald, … . 


Sisera zelf? 

De schijtlaars kon te voet wegvluchten. 

Dit fiasco had hem verrast. 

Hij was nat, dorstig en uitgeput. 

Verwilderd liep hij rond, 

totdat hij de tent van Jaël zag. 


De vrouw die Debora voorzag. 

De vrouw die geprezen mag worden. 

De vrouw die de onderdrukking kots-

maar dan ook kotsbeu was. 

De vrouw die het hier ging afmaken. 

De vrouw in de tent. 

Hij drong er binnen. 

Jaël was alleen.  

Ze greep naar een deken, 

sloeg dat om zijn schouders. 

Hij vroeg om water. 

Jaël gaf hem melk. 

‘Ik moet rusten, 

laat niemand meer binnen.’ 

Jaël wees hem de slaapbank. 


En terwijl de gehate leider daar lag, 

sloeg zij, 

ramde zij, 

stootte zij, 

heel efficiënt, 

zonder aarzeling, 

met een hamer 

een tentpin door zijn hoofd. 


Hij viel van de bank tussen haar voeten. 

Jaël deed een stap achteruit. 

Terwijl zijn lichaam traag, 

langs haar benen naar beneden schoof, 

veegde ze de tentpin aan haar rok af. 

Daar, op de grond, bezweek hij. 


Jaël toonde het lichaam aan Barak, 

toen deze in zijn achtervolging 

langs haar tent liep. 

Hij boog zijn hoofd voor Debora’s voorspelling. 

Hij boog zijn hoofd voor Jaëls moed en kracht. 


De regens trokken weg. 

De winter ging voorbij.

De bloemen verschenen terug.

De wijnstok wortelde en groeide. 

De vijgenboom zat vol vruchten. 

De zangtijd brak aan.


Het deed Debora veel plezier.  

Ze zat op haar hurken, onder haar palm. 

En samen met Jaël haalde ze het onkruid weg.