Adam

   Morgennamiddag zou hij er tijd voor hebben. Vandaag, gisteren, en de dag daarvoor, liep de wekker om vijf uur af, en schoof Adam zuchtend van onder het warme dekbed. Hij was moe. De hele week al. De vroege ochtenden en de lange dagen wogen op hem en het werk matte hem af.
   Maar morgennamiddag zou hij er tijd voor hebben.
   En daarbij zou hij er ook tijd voor maken.
   Hij probeerde stil zijn ondergoed, blauwe T-shirt, fleece, grijze broek met witte spatten en werkschoenen aan te trekken. Toen hij om zijn veters te binden, terug op bed ging zitten,piepte het onderstel, en draaide Raisa zich om. Het blonde haar in de war, en de nacht die middels rode vlekken sporen achter gelaten had in haar gezicht. Ze wreef in haar ogen, sloeg het deken opzij en stond op haar beurt op. Ze aaide even over zijn hoofd toen ze langs hem heen schoof, nam de ochtendjas van het haakje aan de deur en liep stilletjes langs de slaapkamer van de jongens. Snel wierp ze een blik naar binnen. Mijsa lag op zijn buik te slapen. De billetjes omhoog, duim in de mond en zijn knuffel tegen zich aan geklemd. Leszek deed even zijn ogen open.
   “Matka, is het al tijd?”
   “Sjjjt chłopak, nog even, slaap nog maar.”
   Ze liep verder naar de keuken en zette de waterkoker aan. Zolang het water niet kookte, sneed ze een stokbrood in de lengte door, belegde het met boter en schijven worst, verdeelde het brood in twee en legde beide helften op een bord. Ze ging ermee naar de living, waar ze het op de salontafel plaatste. Vervolgens keerde ze naar de keuken terug om het water in twee koppen te gieten waar ze eerder al een lepeltje gemalen koffie in had gedaan.
   Koffie, om wakker te worden. Voor Adam, met twee klontjes suiker. Voor haar slechts één.
   Adam was ondertussen de living ingewandeld en had het raam op een kier gezet. Hij stond een sigaret te roken. De damp werd naar buiten gezogen, en de geluiden van de straat sijpelden de ruimte in, om vervolgens in de hoeken van de kamer zachtjes verloren te gaan.
   “Kom toch even bij me zitten, Adam.” Hij draaide zich om, nam de kop koffie van haar aan, en zeeg in de zetel neer. Hij drukte zijn sigaret uit in de asbak die op de salontafel stond, en beet grote happen uit zijn brood. Gedachteloos kauwde hij erop.
   “Je zus laat weten dat het beter met je moeder gaat. Ze is nog wel verkouden, maar is gisteren al terug naar de markt gegaan. En ze vraagt of je zondag even met haar wilt bellen, nadat ze terug is van de mis.” Raisa’s gezicht was nog bleker dan anders, maar daar zorgde het beeldscherm van de laptop voor. Zij hield via mail en Skype contact met het thuisfront, en bracht Adam vervolgens op de hoogte van alle nieuwtjes en gebeurtenissen.
   Vier jaar waren ze nu reeds hier. Vier jaar waarin Raisa zich eerst eenzaam had gevoeld, wat gedesoriënteerd en afgesneden van de familie en vrienden uit Poznań. Mettertijd echter waren er meer en meer Polen naar Antwerpen gekomen en had ze andere vrouwen, andere families leren kennen. Mijsa werd hier geboren, en ze voelde zich nader thuis. Maar nooit zo eigen als in Poznań.
   “Zal je dat doen? Zondag, even bellen met je zus?”
   “Muumhhm”, Adam nam een slok van zijn kop.
   “En ga je morgen ook even met Leszek en Mijsa naar buiten? Ze missen je. Leszek zeurt ook al de hele week over één of ander spel uit de Game Mania, en dan kan je dat gaan halen.”