'Waarom bleef jij eigenlijk na je studies in deze stad wonen?', vroeg Mark aan mij.
We zaten op café. Het was een mix tussen een Parijs grand café en een Amsterdamse bruine kroeg. In het midden stond een prachtige Erard-vleugel, waar af en toe iemand op speelde. Je had er zowel lallende toogplakkers als keurige vijftigers en studenten uit de naburige scholen. Ik kende Mark, met wie ik een LAT-relatie had, nu bijna drie maanden, en hij was voor het weekend overgekomen uit Londen. Zijn vraag verraste me niet, aangezien we het eerder hadden over zijn keuze om in de Engelse hoofdstad te blijven wonen, in plaats van terug te keren naar het kleine dorpje in Kent, waar hij was opgegroeid.
Maar ik moest wel even nadenken over mijn antwoord. Want onze Nederlandse en Engelse woorden droegen, zelfs in ideale omstandigheden, hun betekenis op lastige schouders. Zij waren ontwijkend, dubbelzinnig, vluchtig, ironisch, benaderend, en achteloos, maar zelden exact. Het was voor Mark en mij niet altijd gemakkelijk om onze bedenkingen in een andere taal met precisie te beschrijven. Het was nog onwaarschijnlijker om onze gevoelens juist te schetsen. Maar toch probeerden we het. Anders veroordeelden we elkaar tot stilte.
'Mijn vrienden woonden hier, ik had in vier jaar tijd een eigen leven opgebouwd. Ik had wat geluk met het vinden van een job. En verder denk ik dat het kwam door een bepaald beeld van Brussel in mijn
hoofd dat ik een paar keren per week opriep, als onderdeel van mijn
routine doorheen dit heiligdom. Het is een beeld dat ik nooit voor lief
nam. Brussel is een stad van kleine mirakels. Het vervult mij met
ontzag. Het behekst mijn ongeloof.
'What do you mean? Beheksen? En ongeloof?'
'Dagelijks, huis na huis, dak na dak, straat na straat, café na café, bank na bank, geef ik toe aan de toevallige charme van de onverklaarbare, onweerstaanbare fascinatie van deze stad. Ik leef mijn leven hier alsof ik kuier tussen aantrekkelijkheid en cynisme. Dagelijks vraag ik me af hoe de kracht van een moderne stad kan manoeuvreren tussen de erfenis van vroegere eeuwen zonder te ontsporen. Hoe kunnen schoonheid en verderf samen leven? Hoe kan het unieke van
Brussel in een wereld van multinationals overleven? Hoe kan een stad
zich beschermen tegen de verleiding van kitsch? Die vragen gaan hier
bedelend rond, terwijl in tussentijd de stad alles verdraagt.'
'Het klinkt alsof je het over een museum hebt', kwam Karel er tussen in. Hij was aan de toog onze drankjes gaan halen en zette nu een rode wijn, en twee Grimbergen op ons tafeltje. Karel was mijn beste vriend, en ik had Mark vandaag voor het eerst aan hem voorgesteld.
'Ze kan soms te romantisch zijn', ging hij verder tegen Mark, terwijl hij op zijn stoel ging zitten. 'En doordraven, doordraven, doordraven'. En nadat hij deze woorden had gezegd, zette Karel de Grimbergen aan zijn lippen, en knipoogde naar mij over de kraag heen.
'Doordraven? What is doordraven?' Mark keek ons beiden vragend aan.
'It means talking nonsense. And Karel thinks I do that a lot. But
Brusseles is no museum. Het is een stad eenvoudigweg zichzelf in een wereld die allesbehalve eenvoudig is. Dat zie je hier al op straat. De bedelaars, de dure winkels… .'
'En het is juist die combinatie van ongelijkheid die me stoort', onderbrak Karel me weer. 'Je hebt koffiebars die rainbow lattes van 5 euro verkopen aan de ene kant van de straat. En aan de andere kant gebouwen vol met mensen die nooit kunnen dromen van het uitgeven van geld op die manier.'
'Karel, kom aan, laat me even uitspreken.' Ik raakte een beetje geïrriteerd. Ik wilde dat dit een plezante avond zou worden. Samen met mijn beste kameraad en mijn nieuw lief.
'Wat ik bedoel', en ik keek naar Mark en vervolgens naar Karel die monkelend in zijn glas keek, 'is dat deze stad verleidt zonder het te willen.'
'Dat is ook het gevoel dat ik hier heb. De wereld komt naar Brussel. Brussel gaat niet de wereld achterna. Brussel voelt zich thuis bij zichzelf. In tegenstelling tot Londen dingt het niet af op zijn geheugen door de vooruitgang of vermindert het zijn smaak door ambitie. Het houdt zijn accent nog steeds op straatniveau. Het verbiedt gebouwen hoger te zijn dan acht verdiepingen. Het nodigt de hemel uit om te komen dineren. Het geeft excentriciteit elleboogruimte.'
'Ik blijf er bij, Brussel is er niet voor iedereen. Maar verontschuldigt zich daar ook niet voor.'
'Dat is waar, Karel. Niet iedereen is met deze stad gediend. Maar
tegelijkertijd past hij zich aan naar de verhouding van je hartstocht, je
talent en je bankrekening. Het enige wat hij vereist is dat je interessant,
gevoelig en menselijk bent, en mislukkingen niet bij anderen legt. Het
helpt ook als je een oog voor schoonheid hebt, zin in contradicties en
een absurd gevoel voor humor.
En... .'
'Oh boy, daar gaan we weer, doordraven, doordraven, doordraven!' Ik zuchtte. Karel was mijn beste vriend, maar soms kon ik hem ook de nek omwringen.
-- Een tekst die ik schreef voor een opdracht van de opleiding Creatief Schrijven in 2013.